inoculation
US /ɪˌnɑː.kjəˈleɪ.ʃən/
UK /ɪˌnɑː.kjəˈleɪ.ʃən/
1.
inenting, vaccinatie
the action of inoculating or of being inoculated; vaccination.
:
•
Mass inoculation campaigns have significantly reduced the incidence of the disease.
Massa inentingscampagnes hebben de incidentie van de ziekte aanzienlijk verminderd.
•
The doctor recommended an inoculation against the flu.
De dokter raadde een inenting tegen de griep aan.
2.
inoculatie, enten
the introduction of microorganisms into a culture medium.
:
•
The lab technician performed the inoculation of the bacterial sample onto the agar plate.
De laboratoriumtechnicus voerde de inoculatie van het bacteriemonster op de agarplaat uit.
•
Proper inoculation technique is crucial for accurate microbiological studies.
Een juiste inoculatietechniek is cruciaal voor nauwkeurige microbiologische studies.