implement

US /ˈɪm.plə.ment/
UK /ˈɪm.plə.ment/
"implement" picture
1.

werktuig, gereedschap

a tool, utensil, or other piece of equipment, especially as used for a particular purpose

:
Agricultural implements are essential for farming.
Landbouwwerktuigen zijn essentieel voor de landbouw.
The carpenter used various implements for his work.
De timmerman gebruikte verschillende werktuigen voor zijn werk.
1.

implementeren, uitvoeren

put (a decision, plan, agreement, etc.) into effect

:
The company decided to implement a new policy.
Het bedrijf besloot een nieuw beleid te implementeren.
It's time to implement the changes we discussed.
Het is tijd om de besproken wijzigingen te implementeren.