ignorance
US /ˈɪɡ.nɚ.əns/
UK /ˈɪɡ.nɚ.əns/

1.
onwetendheid, onbekendheid
lack of knowledge or information
:
•
His ignorance of the law was no excuse.
Zijn onwetendheid van de wet was geen excuus.
•
The decision was made out of pure ignorance.
De beslissing werd genomen uit pure onwetendheid.