housewife
US /ˈhaʊs.waɪf/
UK /ˈhaʊs.waɪf/
1.
huisvrouw
a woman whose main occupation is managing a household, especially as a wife and mother
:
•
My grandmother was a dedicated housewife who took care of everything at home.
Mijn grootmoeder was een toegewijde huisvrouw die voor alles thuis zorgde.
•
In many traditional societies, the role of a housewife is highly valued.
In veel traditionele samenlevingen wordt de rol van een huisvrouw hoog gewaardeerd.