Betekenis van het woord ham in het Nederlands
Wat betekent ham in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
ham
US /hæm/
UK /hæm/

Zelfstandig Naamwoord
1.
ham
meat from the upper part of a pig's leg, cured with salt or smoke
Voorbeeld:
•
We had roasted ham for Christmas dinner.
We hadden gebraden ham voor het kerstdiner.
•
She made a sandwich with cheese and ham.
Ze maakte een broodje met kaas en ham.
2.
radioamateur, zendamateur
an amateur radio operator
Voorbeeld:
•
My uncle is a keen radio ham and talks to people all over the world.
Mijn oom is een enthousiaste radioamateur en praat met mensen over de hele wereld.
•
The old ham spent hours in his shack, tuning into distant signals.
De oude radioamateur bracht uren door in zijn hok, afstemmend op verre signalen.
Synoniem:
Werkwoord
1.
overacteren, overdrijven
overact or exaggerate one's performance
Voorbeeld:
•
The actor tended to ham it up for the cameras.
De acteur had de neiging om te overacteren voor de camera's.
•
Don't ham up your lines; just deliver them naturally.
Overdrijf je zinnen niet; breng ze gewoon natuurlijk over.
Leer dit woord op Lingoland