glitch
US /ɡlɪtʃ/
UK /ɡlɪtʃ/
1.
storing, hapering, foutje
a sudden, usually temporary malfunction or irregularity of equipment
:
•
There was a minor glitch in the system, causing a brief delay.
Er was een kleine storing in het systeem, wat een korte vertraging veroorzaakte.
•
The video game had a few graphical glitches.
Het videospel had een paar grafische glitches.
1.
haperen, storing vertonen
to suffer a sudden, usually temporary malfunction or irregularity
:
•
The old computer tends to glitch when running heavy software.
De oude computer heeft de neiging te haperen bij het draaien van zware software.
•
The screen started to glitch and then went black.
Het scherm begon te haperen en werd toen zwart.