fountain
US /ˈfaʊn.tən/
UK /ˈfaʊn.tən/

1.
fontein
an ornamental structure in a garden or park from which one or more jets of water are pumped into the air
:
•
The children played near the beautiful fountain in the park.
De kinderen speelden bij de mooie fontein in het park.
•
A coin was thrown into the fountain for good luck.
Er werd een munt in de fontein gegooid voor geluk.
2.
bron, waterbron
a natural spring of water
:
•
The ancient travelers found a refreshing fountain in the desert.
De oude reizigers vonden een verfrissende bron in de woestijn.
•
The village relies on a natural fountain for its water supply.
Het dorp is afhankelijk van een natuurlijke bron voor zijn watervoorziening.
3.
bron, oorsprong
a source of a desirable quality or commodity
:
•
Her wisdom was a constant fountain of advice for her students.
Haar wijsheid was een constante bron van advies voor haar studenten.
•
The library is a fountain of knowledge.
De bibliotheek is een bron van kennis.