feeder

US /ˈfiː.dɚ/
UK /ˈfiː.dɚ/
"feeder" picture
1.

voeder, verzorger

a person or animal that feeds another

:
•
The mother bird was a diligent feeder, constantly bringing worms to her chicks.
De moedervogel was een ijverige voeder, die constant wormen naar haar kuikens bracht.
•
She became the primary feeder for her elderly parents.
Zij werd de primaire verzorger voor haar bejaarde ouders.
:
providernurturersustainer
2.

invoer, voeder

a device that supplies material to a machine or process

:
•
The paper feeder on the printer was jammed.
De papierinvoer van de printer was vastgelopen.
•
We installed a new automatic pet feeder.
We hebben een nieuwe automatische huisdiervoeder geïnstalleerd.
:
dispensersupplierloader
3.

zijrivier, zijtak

a small stream or channel that flows into a larger body of water

:
•
The river is fed by several small feeders from the mountains.
De rivier wordt gevoed door verschillende kleine zijrivieren uit de bergen.
•
The main canal has many smaller feeders branching off it.
Het hoofdkanaal heeft veel kleinere zijkanalen die ervan aftakken.
:
tributaryinletchannel
:
bottom feeder