feather
US /ˈfeð.ɚ/
UK /ˈfeð.ɚ/

1.
bevederen, verzachten
to cover, adorn, or provide with feathers
:
•
The arrow was carefully feathered for better flight.
De pijl was zorgvuldig bevederd voor een betere vlucht.
•
The artist used fine brushes to feather the edges of the painting.
De kunstenaar gebruikte fijne penselen om de randen van het schilderij te verzachten.