face mask
US /ˈfeɪs mæsk/
UK /ˈfeɪs mæsk/
1.
gezichtsmasker, mondkapje
a covering for all or part of the face, worn to protect, disguise, or decorate it
:
•
During the pandemic, wearing a face mask became mandatory in public places.
Tijdens de pandemie werd het dragen van een gezichtsmasker verplicht op openbare plaatsen.
•
The goalkeeper wore a protective face mask after his injury.
De doelman droeg een beschermend gezichtsmasker na zijn blessure.
2.
gezichtsmasker, masker
a cosmetic preparation applied to the face to improve its appearance or condition
:
•
She applied a hydrating face mask before bed.
Ze bracht voor het slapengaan een hydraterend gezichtsmasker aan.
•
This clay face mask helps to purify pores.
Dit klei-gezichtsmasker helpt de poriën te zuiveren.