evergreen
US /ˈev.ɚ.ɡriːn/
UK /ˈev.ɚ.ɡriːn/

1.
groenblijvende plant
a plant that retains its leaves throughout the year
:
•
Pine trees are a common type of evergreen.
Dennenbomen zijn een veelvoorkomend type groenblijvende plant.
•
The garden was filled with various evergreens, providing color even in winter.
De tuin was gevuld met diverse groenblijvende planten, die zelfs in de winter kleur gaven.
1.
groenblijvend
retaining leaves throughout the year
:
•
The forest was filled with tall evergreen trees.
Het bos was gevuld met hoge groenblijvende bomen.
•
We planted an evergreen hedge along the fence.
We plantten een groenblijvende haag langs het hek.
2.
tijdloos, altijd populair
always fresh or popular; enduring
:
•
The song is an evergreen classic that never gets old.
Het lied is een tijdloze klassieker die nooit veroudert.
•
His advice remains evergreen, relevant even today.
Zijn advies blijft altijd actueel, zelfs vandaag de dag relevant.