elixir
US /iˈlɪk.sɚ/
UK /iˈlɪk.sɚ/
1.
elixer, levenselixer
a magical or medicinal potion
:
•
The alchemist claimed his elixir could grant eternal youth.
De alchemist beweerde dat zijn elixer eeuwige jeugd kon schenken.
•
The old woman brewed a special elixir for her ailing husband.
De oude vrouw brouwde een speciaal elixer voor haar zieke man.
2.
elixer, medicinale oplossing
a preparation, usually a flavored, sweetened hydroalcoholic solution, used as a vehicle for medicinal substances
:
•
The cough syrup was an elixir containing various active ingredients.
De hoestsiroop was een elixer dat verschillende actieve ingrediënten bevatte.
•
Pharmacists often use an elixir base for liquid medications.
Apothekers gebruiken vaak een elixerbasis voor vloeibare medicijnen.
3.
elixer, stimulans
a substance or liquid considered to have a stimulating or invigorating effect
:
•
A strong cup of coffee is my morning elixir.
Een sterke kop koffie is mijn ochtendelixer.
•
The fresh mountain air was a true elixir for her tired spirit.
De frisse berglucht was een waar elixer voor haar vermoeide geest.