dozen

US /ˈdʌz.ən/
UK /ˈdʌz.ən/
"dozen" picture
1.

dozijn

a group or set of twelve

:
She bought a dozen eggs at the market.
Ze kocht een dozijn eieren op de markt.
We need another dozen of those pencils.
We hebben nog een dozijn van die potloden nodig.
2.

tientallen, veel

an indefinite large number of something

:
There were dozens of people waiting in line.
Er stonden tientallen mensen in de rij te wachten.
I've told you dozens of times not to do that.
Ik heb je tientallen keren gezegd dat je dat niet moet doen.
1.

per dozijn, dozijn

in groups of twelve

:
Eggs are often sold by the dozen.
Eieren worden vaak per dozijn verkocht.
The bakery sells cookies by the dozen.
De bakkerij verkoopt koekjes per dozijn.