dignity
US /ˈdɪɡ.ə.t̬i/
UK /ˈdɪɡ.ə.t̬i/
1.
waardigheid, eerbied
the state or quality of being worthy of honor or respect
:
•
She faced the difficult situation with courage and dignity.
Ze ging de moeilijke situatie tegemoet met moed en waardigheid.
•
Every person deserves to be treated with dignity.
Iedereen verdient het om met waardigheid behandeld te worden.
2.
statigheid, ernst
a composed and serious manner or style
:
•
He carried himself with great dignity, even in defeat.
Hij droeg zichzelf met grote waardigheid, zelfs in de nederlaag.
•
The old professor always spoke with quiet dignity.
De oude professor sprak altijd met stille waardigheid.