denizen

US /ˈden.ə.zən/
UK /ˈden.ə.zən/
"denizen" picture
1.

bewoner, inwoner

an inhabitant or occupant of a particular place

:
The polar bear is a true denizen of the Arctic.
De ijsbeer is een ware bewoner van het Noordpoolgebied.
The old library was filled with denizens who loved to read.
De oude bibliotheek was gevuld met vaste bezoekers die van lezen hielden.
2.

genaturaliseerde inwoner, burger

a foreign person granted rights of residence and naturalization in a country

:
He became a denizen of the country after living there for many years.
Hij werd een genaturaliseerde inwoner van het land na er vele jaren te hebben gewoond.
The new law made it easier for foreign residents to become denizens.
De nieuwe wet maakte het voor buitenlandse ingezetenen gemakkelijker om genaturaliseerde inwoners te worden.