dancing
US /ˈdæn.sɪŋ/
UK /ˈdæn.sɪŋ/

1.
dansend, aan het dansen
moving rhythmically to music, typically following a set sequence of steps
:
•
The children were dancing happily in the rain.
De kinderen waren vrolijk aan het dansen in de regen.
•
She was dancing with her eyes closed.
Ze was aan het dansen met haar ogen dicht.