cycling

US /ˈsaɪ.klɪŋ/
UK /ˈsaɪ.klɪŋ/
"cycling" picture
1.

fietsen, wielrennen

the activity of riding a bicycle

:
He enjoys cycling in the countryside.
Hij geniet van fietsen op het platteland.
Cycling is a great way to stay fit.
Fietsen is een geweldige manier om fit te blijven.
1.

cyclisch, rondgaand

moving in a circular or repetitive pattern

:
The machine has a cycling motion.
De machine heeft een cyclische beweging.
The weather patterns are cycling through different phases.
De weerpatronen doorlopen verschillende fasen.