crawl

US /krɑːl/
UK /krɑːl/
"crawl" picture
1.

kruipen

to move on your hands and knees or with your body close to the ground

:
The baby learned to crawl before walking.
De baby leerde kruipen voordat hij ging lopen.
We had to crawl through a narrow tunnel.
We moesten door een smalle tunnel kruipen.
2.

kruipen, langzaam voortbewegen

to move or progress very slowly

:
Traffic was crawling during rush hour.
Het verkeer kroop tijdens de spits.
The project is crawling along, making little progress.
Het project kruipt voort, met weinig vooruitgang.
1.

kruipsnelheid, langzame voortgang

a very slow rate of movement or progress

:
The traffic was reduced to a crawl.
Het verkeer was tot een kruipsnelheid gereduceerd.
The project moved at a painful crawl.
Het project bewoog met een pijnlijk kruipsnelheid.