coward
US /ˈkaʊ.ɚd/
UK /ˈkaʊ.ɚd/

1.
lafaard, bangebroek
a person who is contemptibly lacking in courage
:
•
He was called a coward for running away from the fight.
Hij werd een lafaard genoemd omdat hij wegliep van het gevecht.
•
Only a coward would abandon their friends in times of trouble.
Alleen een lafaard zou zijn vrienden in moeilijke tijden in de steek laten.
1.
lafhartig, bang
lacking courage; cowardly
:
•
It was a coward act to run away from the problem instead of facing it.
Het was een lafhartige daad om weg te rennen voor het probleem in plaats van het onder ogen te zien.
•
He made a coward retreat from the argument.
Hij trok zich lafhartig terug uit de discussie.