couplet

US /ˈkʌp.lət/
UK /ˈkʌp.lət/
"couplet" picture
1.

distichon, rijmpaar

two lines of verse, usually in the same meter and joined by rhyme, forming a unit

:
The poem ended with a rhyming couplet.
Het gedicht eindigde met een rijmend distichon.
Shakespeare often used couplets to conclude scenes.
Shakespeare gebruikte vaak distichons om scènes af te sluiten.
2.

koppel, paar

a pair of something, especially people

:
A happy couplet of newlyweds walked down the aisle.
Een gelukkig koppel pasgetrouwden liep door het gangpad.
The old man and his dog made a charming couplet.
De oude man en zijn hond vormden een charmant duo.