could
US /kʊd/
UK /kʊd/
1.
kon, zou kunnen
used to indicate possibility or ability in the past
:
•
She could run very fast when she was younger.
Ze kon heel snel rennen toen ze jonger was.
•
I could hear the music from my room.
Ik kon de muziek vanuit mijn kamer horen.
2.
zou kunnen, kan
used to express possibility or uncertainty
:
•
It could rain later today.
Het zou kunnen regenen later vandaag.
•
That could be true.
Dat zou waar kunnen zijn.
3.
zou kunnen, kunnen
used to make a polite request or suggestion
:
•
Could you please pass the salt?
Zou je alsjeblieft het zout kunnen aangeven?
•
We could go for a walk later.
We zouden later een wandeling kunnen maken.