circularity
US /ˌsɝː.kjəˈler.ə.t̬i/
UK /ˌsɝː.kjəˈler.ə.t̬i/
1.
rondheid, circulariteit
the quality of being circular or round
:
•
The architect emphasized the circularity of the building's design.
De architect benadrukte de rondheid van het gebouwontwerp.
•
The circularity of the path made it easy to navigate.
De rondheid van het pad maakte het gemakkelijk om te navigeren.
2.
circulariteit, cirkelredenering
the quality of being based on a circular argument
:
•
The professor pointed out the circularity in the student's reasoning.
De professor wees op de circulariteit in de redenering van de student.
•
The argument suffered from inherent circularity.
Het argument leed aan inherente circulariteit.