cash out
US /kæʃ aʊt/
UK /kæʃ aʊt/

1.
te gelde maken, uitbetalen
to convert non-cash assets into cash
:
•
He decided to cash out his investments.
Hij besloot zijn investeringen te gelde te maken.
•
Many people are looking to cash out their cryptocurrency holdings.
Veel mensen willen hun cryptovaluta-bezit te gelde maken.
2.
uitbetalen, afrekenen
to receive all the money you are owed, especially when leaving a job or closing an account
:
•
After working for years, she finally decided to retire and cash out.
Na jarenlang werken besloot ze eindelijk met pensioen te gaan en uit te betalen.
•
The company offered a severance package to employees who chose to cash out early.
Het bedrijf bood een ontslagvergoeding aan werknemers die ervoor kozen om vroegtijdig uit te treden.