canoe
US /kəˈnuː/
UK /kəˈnuː/

1.
kano
a light, narrow boat, pointed at both ends and open on top, propelled by one or more paddlers facing forward and using single-bladed paddles
:
•
We rented a canoe to explore the lake.
We huurden een kano om het meer te verkennen.
•
The indigenous people used canoes for transportation.
De inheemse bevolking gebruikte kano's voor transport.
1.
kanoën
to travel or transport by canoe
:
•
They plan to canoe down the river next weekend.
Ze zijn van plan om volgend weekend de rivier af te kanoën.
•
We canoed across the calm lake at dawn.
We kanoëden over het kalme meer bij zonsopgang.