brewing
US /ˈbruːɪŋ/
UK /ˈbruːɪŋ/

1.
brouwen, bierbrouwen
the activity or business of making beer
:
•
The company specializes in craft beer brewing.
Het bedrijf is gespecialiseerd in ambachtelijk bier brouwen.
•
He learned the art of brewing from his grandfather.
Hij leerde de kunst van het brouwen van zijn grootvader.
2.
broeien, opkomen, ontstaan
a situation or unpleasant development that is beginning to form or develop
:
•
Trouble has been brewing between the two neighbors for weeks.
Er is al wekenlang ruzie aan het broeien tussen de twee buren.
•
A storm was brewing on the horizon.
Een storm was aan het opkomen aan de horizon.
1.
brouwend, zettend
in the process of making beer or other alcoholic drinks
:
•
The beer is currently brewing in large vats.
Het bier is momenteel aan het brouwen in grote vaten.
•
The coffee is brewing, so it will be ready soon.
De koffie is aan het zetten, dus hij is zo klaar.