bracer
US /ˈbreɪ.sɚ/
UK /ˈbreɪ.sɚ/
1.
armbeschermer, brace
a strap or band worn on the arm to protect it or to support a weak joint
:
•
The archer wore a leather bracer to protect his forearm from the bowstring.
De boogschutter droeg een leren armbeschermer om zijn onderarm te beschermen tegen de boogpees.
•
She wore a wrist bracer after spraining her joint.
Ze droeg een polsbrace nadat ze haar gewricht had verstuikt.
2.
opkikker, stimulerend drankje
a stimulating drink or tonic
:
•
He needed a strong coffee as a bracer to start his day.
Hij had een sterke koffie nodig als opkikker om zijn dag te beginnen.
•
A shot of whiskey served as a quick bracer against the cold.
Een shot whisky diende als een snelle opkikker tegen de kou.