bio
US /baɪ.oʊ-/
UK /baɪ.oʊ-/
1.
biografie, bio
a short account of someone's life and career
:
•
The author's bio was printed on the back cover of the book.
De biografie van de auteur stond op de achterkant van het boek.
•
She updated her social media bio with her new job title.
Ze heeft haar social media bio bijgewerkt met haar nieuwe functie.
2.
biologie
biology
:
•
She's studying bio at university.
Ze studeert biologie aan de universiteit.
•
We have a bio exam next week.
We hebben volgende week een biologie-examen.
1.
biologisch, bio
relating to life or living organisms
:
•
The scientist conducted a bio-experiment.
De wetenschapper voerde een biologisch experiment uit.
•
They are developing new bio-fuels.
Ze ontwikkelen nieuwe biobrandstoffen.