bib

US /bɪb/
UK /bɪb/
"bib" picture
1.

slab, slabbetje

a piece of cloth or plastic that is worn by babies to protect their clothes while they are eating

:
•
The baby wore a colorful bib during mealtime.
De baby droeg een kleurrijke slab tijdens het eten.
•
Don't forget to put a bib on him before feeding.
Vergeet niet een slab om te doen voordat je hem voedt.
:
dribblerfeeding bib
2.

borstlap, slab

the part of an apron, overalls, or dungarees that covers the chest

:
•
The carpenter wore overalls with a large front bib.
De timmerman droeg een overall met een grote voorste borstlap.
•
Her new apron has a cute patterned bib.
Haar nieuwe schort heeft een schattig patroon op de borstlap.
:
chest piecefront panel
1.

drinken, alcohol drinken

to drink alcohol, especially habitually

:
•
He likes to bib on wine in the evenings.
Hij houdt ervan om 's avonds wijn te drinken.
•
They would often bib together after work.
Ze zouden vaak samen drinken na het werk.
:
drinktippleguzzleimbibe