berate
US /bɪˈreɪt/
UK /bɪˈreɪt/

1.
uitkafferen, schelden op
scold or criticize (someone) angrily
:
•
She was berated by her boss for being late.
Ze werd uitgescholden door haar baas omdat ze te laat was.
•
He continued to berate the team for their poor performance.
Hij bleef het team uitkafferen vanwege hun slechte prestaties.