beaming

US /ˈbiː.mɪŋ/
UK /ˈbiː.mɪŋ/
"beaming" picture
1.

stralend, schitterend

shining brightly

:
The sun was beaming down on the beach.
De zon scheen fel op het strand.
A powerful headlight was beaming directly at us.
Een krachtige koplamp straalde rechtstreeks op ons.
2.

stralend, glunderend

showing great pleasure or satisfaction

:
She gave him a beaming smile.
Ze gaf hem een stralende glimlach.
He was beaming with pride after his son's graduation.
Hij straalde van trots na de afstuderen van zijn zoon.
1.

uitzenden, stralen

emitting or directing light or a signal

:
The lighthouse was beaming its light across the dark sea.
De vuurtoren straalde zijn licht over de donkere zee.
The satellite was beaming data back to Earth.
De satelliet straalde gegevens terug naar de aarde.