baking

US /ˈbeɪ.kɪŋ/
UK /ˈbeɪ.kɪŋ/
"baking" picture
1.

bakken, gebak

the activity of cooking food using dry heat, especially in an oven

:
She loves baking cakes for special occasions.
Ze houdt van het bakken van taarten voor speciale gelegenheden.
The smell of fresh baking filled the kitchen.
De geur van vers gebak vulde de keuken.
1.

bakken

cooking (food) by dry heat, especially in an oven

:
The cake is still baking in the oven.
De cake is nog steeds aan het bakken in de oven.
She spent the afternoon baking bread.
Ze bracht de middag door met het bakken van brood.
1.

bloedheet, verzengend

very hot

:
It's baking hot outside today.
Het is vandaag bloedheet buiten.
The desert sun was baking the sand.
De woestijnzon was het zand aan het verhitten.