backseat driver
US /ˈbæk.siːt ˌdraɪ.vər/
UK /ˈbæk.siːt ˌdraɪ.vər/
1.
achterbankrijder, betweter
a passenger in a car who gives unwanted advice to the driver
:
•
My mom is such a backseat driver, always telling me how to merge.
Mijn moeder is zo'n achterbankrijder, ze vertelt me altijd hoe ik moet invoegen.
•
He gets annoyed when his wife acts like a backseat driver.
Hij raakt geïrriteerd als zijn vrouw zich als een achterbankrijder gedraagt.
2.
betweter, bemoeial
a person who criticizes or gives unwanted advice about something they are not directly involved in
:
•
The politician accused the media of being backseat drivers, offering criticism without solutions.
De politicus beschuldigde de media ervan achterbankrijders te zijn, die kritiek leveren zonder oplossingen.
•
Don't be a backseat driver in my life; I can make my own decisions.
Wees geen achterbankrijder in mijn leven; ik kan mijn eigen beslissingen nemen.