aside
US /əˈsaɪd/
UK /əˈsaɪd/

1.
opzij, terzijde
to one side; out of the way
:
•
He stepped aside to let her pass.
Hij stapte opzij om haar te laten passeren.
•
She put the book aside and listened.
Ze legde het boek opzij en luisterde.
2.
opzij, apart
reserved for a particular purpose
:
•
She set some money aside for her retirement.
Ze zette wat geld opzij voor haar pensioen.
•
Let's put our differences aside and work together.
Laten we onze verschillen opzij zetten en samenwerken.
1.
terzijde, aparté
a remark or passage by a character in a play that is intended to be heard by the audience but unheard by the other characters in the play
:
•
The actor delivered an aside to the audience.
De acteur leverde een terzijde aan het publiek.
•
Her whispered aside made the audience laugh.
Haar gefluisterde terzijde deed het publiek lachen.