weekly
US /ˈwiː.kli/
UK /ˈwiː.kli/
1.
wekelijks
done, produced, or appearing once a week
:
•
The newspaper is published weekly.
De krant wordt wekelijks gepubliceerd.
•
We have a weekly meeting every Monday.
We hebben elke maandag een wekelijkse vergadering.
1.
wekelijks
once a week; every week
:
•
She visits her grandmother weekly.
Ze bezoekt haar grootmoeder wekelijks.
•
The team meets weekly to discuss progress.
Het team vergadert wekelijks om de voortgang te bespreken.
1.
weekblad
a newspaper or periodical published once a week
:
•
I read the local weekly for community news.
Ik lees de lokale weekblad voor gemeenschapsnieuws.
•
The magazine is a popular weekly among young adults.
Het tijdschrift is een populaire weekblad onder jonge volwassenen.