vulture
US /ˈvʌl.tʃɚ/
UK /ˈvʌl.tʃɚ/
1.
gier
a large bird of prey that feeds on carrion and has a small, featherless head and neck
:
•
The vulture circled high above the desert, searching for food.
De gier cirkelde hoog boven de woestijn, op zoek naar voedsel.
•
We saw a group of vultures perched on a dead tree.
We zagen een groep gieren op een dode boom zitten.
2.
aasgier, profiteur
a person who preys on others, especially financially
:
•
Loan sharks are often described as financial vultures.
Woekeraars worden vaak omschreven als financiële gieren.
•
He was a real vulture, always trying to profit from other people's misfortunes.
Hij was een echte gier, altijd proberend te profiteren van andermans tegenspoed.