vaulting
US /ˈvɑːl.t̬ɪŋ/
UK /ˈvɑːl.t̬ɪŋ/

1.
springen, overspringen
the action of leaping or springing over something in a single bound
:
•
He cleared the fence with an impressive vaulting leap.
Hij sprong over het hek met een indrukwekkende sprong.
•
The gymnast's vaulting technique was flawless.
De sprongtechniek van de gymnast was vlekkeloos.
1.
gewelfd, boogvormig
characterized by or involving a vault or vaults
:
•
The cathedral's vaulting arches were a marvel of engineering.
De gewelfde bogen van de kathedraal waren een wonder van techniek.
•
The ancient Roman baths featured intricate vaulting designs.
De oude Romeinse baden hadden ingewikkelde gewelfde ontwerpen.