vastly
US /ˈvæst.li/
UK /ˈvæst.li/

1.
enorm, uitermate
to a very great extent; immensely.
:
•
The new system is vastly superior to the old one.
Het nieuwe systeem is enorm superieur aan het oude.
•
Her experience vastly outweighs his.
Haar ervaring weegt veel zwaarder dan de zijne.