treacherous
US /ˈtretʃ.ɚ.əs/
UK /ˈtretʃ.ɚ.əs/

1.
verraderlijk, trouweloos
guilty of or involving betrayal or deception
:
•
He was accused of being a treacherous spy.
Hij werd beschuldigd van een verraderlijke spion te zijn.
•
The politician's actions were seen as treacherous by his former allies.
De acties van de politicus werden door zijn voormalige bondgenoten als verraderlijk beschouwd.
2.
gevaarlijk, verraderlijk
presenting hidden or unpredictable dangers
:
•
The mountain pass was treacherous in winter.
De bergpas was verraderlijk in de winter.
•
The icy roads were treacherous for drivers.
De ijzige wegen waren verraderlijk voor bestuurders.