Betekenis van het woord transistor in het Nederlands
Wat betekent transistor in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
transistor
US /trænˈzɪs.tɚ/
UK /trænˈzɪs.tɚ/
Zelfstandig Naamwoord
1.
transistor
a semiconductor device used to amplify or switch electronic signals and electrical power. It is composed of semiconductor material usually with at least three terminals for connection to an external circuit.
Voorbeeld:
•
The radio circuit uses a small transistor.
Het radiocircuit gebruikt een kleine transistor.
•
Modern microchips contain billions of transistors.
Moderne microchips bevatten miljarden transistoren.
Synoniem:
2.
transistorradio
a portable radio receiver using transistors rather than vacuum tubes.
Voorbeeld:
•
My grandfather still listens to news on his old transistor radio.
Mijn grootvader luistert nog steeds naar nieuws op zijn oude transistorradio.
•
We used to carry a small transistor with us on camping trips.
We namen vroeger een kleine transistorradio mee op kampeertrips.
Synoniem:
Leer dit woord op Lingoland