tom

US /tɑːm/
UK /tɑːm/
"tom" picture
1.

kater

a male cat

:
Our neighbor's tom cat is always chasing birds.
De kater van onze buurman jaagt altijd op vogels.
The stray tom was quite large and aggressive.
De zwerfkater was behoorlijk groot en agressief.
2.

kalkoenhaan

a male turkey

:
The farmer raised a large tom for Thanksgiving.
De boer fokte een grote kalkoenhaan voor Thanksgiving.
You can hear the gobbling of the tom from afar.
Je kunt het geklok van de kalkoenhaan van ver horen.