tiger
US /ˈtaɪ.ɡɚ/
UK /ˈtaɪ.ɡɚ/
1.
tijger
a large solitary cat with a yellow-brown coat striped with black, native to the forests of Asia, and becoming increasingly rare.
:
•
The tiger stalked its prey silently through the tall grass.
De tijger besloop zijn prooi geruisloos door het hoge gras.
•
Conservation efforts are crucial to protect the endangered tiger population.
Conservatie-inspanningen zijn cruciaal om de bedreigde tijgerpopulatie te beschermen.
2.
felle persoon, formidabele persoon
a fierce or formidable person
:
•
She's a real tiger in the boardroom, always getting what she wants.
Ze is een echte tijger in de directiekamer, krijgt altijd wat ze wil.
•
He's a financial tiger, known for his aggressive investment strategies.
Hij is een financiële tijger, bekend om zijn agressieve investeringsstrategieën.