swollen

US /ˈswoʊ.lən/
UK /ˈswoʊ.lən/
"swollen" picture
1.

gezwollen, opgezwollen

larger than normal, especially as a result of injury or illness

:
Her ankle was badly swollen after the fall.
Haar enkel was erg gezwollen na de val.
His eyes were red and swollen from crying.
Zijn ogen waren rood en gezwollen van het huilen.
2.

toegenomen, vergroot

increased in size, amount, or degree

:
The river was swollen after days of heavy rain.
De rivier was gezwollen na dagen van zware regenval.
The company's profits have swollen considerably this quarter.
De winst van het bedrijf is dit kwartaal aanzienlijk toegenomen.
1.

gezwollen, opgezwollen

past participle of swell

:
The balloon had swollen to its maximum size.
De ballon was tot zijn maximale grootte opgezwollen.
His face was swollen from the bee sting.
Zijn gezicht was gezwollen van de bijensteek.