swiss
US /swɪs/
UK /swɪs/
1.
Zwitsers
relating to or denoting Switzerland or its people or language.
:
•
He enjoys eating Swiss chocolate.
Hij geniet van het eten van Zwitserse chocolade.
•
The Swiss Alps are a popular tourist destination.
De Zwitserse Alpen zijn een populaire toeristische bestemming.
1.
Zwitsers
the people of Switzerland.
:
•
The Swiss are known for their neutrality.
De Zwitsers staan bekend om hun neutraliteit.
•
Many Swiss speak multiple languages.
Veel Zwitsers spreken meerdere talen.