sweetness

US /ˈswiːt.nəs/
UK /ˈswiːt.nəs/
"sweetness" picture
1.

zoetheid

the quality or state of being sweet, especially in taste

:
The natural sweetness of the fruit made it a perfect snack.
De natuurlijke zoetheid van het fruit maakte het een perfecte snack.
She added honey to increase the sweetness of the tea.
Ze voegde honing toe om de zoetheid van de thee te vergroten.
2.

vriendelijkheid, lieflijkheid

the quality of being pleasant and kind

:
Her gentle voice and inherent sweetness made everyone feel at ease.
Haar zachte stem en inherente zoetheid stelden iedereen op zijn gemak.
He was known for his sweetness and generosity towards others.
Hij stond bekend om zijn zoetheid en vrijgevigheid jegens anderen.