sweeper
US /ˈswiː.pɚ/
UK /ˈswiː.pɚ/
1.
veger, schoonmaker
a person who sweeps a floor or street
:
•
The street sweeper started his shift early in the morning.
De straatveger begon zijn dienst vroeg in de ochtend.
•
She hired a professional sweeper to clean the office floors.
Ze huurde een professionele schoonmaker in om de kantoorvloeren schoon te maken.
2.
veegmachine, stofzuiger
a machine that sweeps, especially one used for cleaning floors or roads
:
•
The industrial sweeper efficiently cleaned the large warehouse floor.
De industriële veegmachine reinigde efficiënt de grote magazijnvloer.
•
The new robotic sweeper can navigate around obstacles.
De nieuwe robotveegmachine kan om obstakels heen navigeren.
3.
laatste man, libero
(in soccer) a defensive player who plays behind the main defensive line to intercept any balls that get past them
:
•
The team's sweeper made a crucial interception, preventing a goal.
De laatste man van het team deed een cruciale onderschepping, waardoor een doelpunt werd voorkomen.
•
He played as a sweeper for most of his career.
Hij speelde het grootste deel van zijn carrière als laatste man.