stereo
US /ˈster.i.oʊ/
UK /ˈster.i.oʊ/
1.
stereo, stereo-installatie
a sound system with two or more separate speakers, creating the effect of sound coming from different directions
:
•
He turned up the stereo to listen to his favorite album.
Hij zette de stereo harder om naar zijn favoriete album te luisteren.
•
The new car has a great sound system with a built-in stereo.
De nieuwe auto heeft een geweldig geluidssysteem met een ingebouwde stereo.
1.
stereo, stereofonisch
relating to or denoting sound reproduction involving two or more separate channels to give a more natural effect to the listener
:
•
The concert was recorded in full stereo sound.
Het concert werd opgenomen in volledig stereo geluid.
•
These headphones provide excellent stereo separation.
Deze koptelefoon biedt uitstekende stereo scheiding.