spare tire
US /ˈsper ˌtaɪər/
UK /ˈsper ˌtaɪər/
1.
reserveband, reservewiel
an extra tire carried in a vehicle, for use if another tire goes flat
:
•
Make sure you have a spare tire in your trunk before a long trip.
Zorg dat je een reserveband in je kofferbak hebt voor een lange reis.
•
I had a flat tire, but luckily I had a spare tire to change it.
Ik had een lekke band, maar gelukkig had ik een reserveband om hem te vervangen.
2.
zwembandje, buikvet
a roll of fat around a person's waist
:
•
He's trying to get rid of his spare tire by exercising more.
Hij probeert zijn zwembandje kwijt te raken door meer te sporten.
•
After the holidays, I always seem to gain a little spare tire.
Na de feestdagen lijk ik altijd een klein zwembandje te krijgen.