sloppy
US /ˈslɑː.pi/
UK /ˈslɑː.pi/
1.
slordig, onverzorgd, onachtzaam
careless and unsystematic; excessively casual.
:
•
His work is always sloppy and full of errors.
Zijn werk is altijd slordig en vol fouten.
•
She made a sloppy attempt at cleaning the kitchen.
Ze deed een slordige poging om de keuken schoon te maken.
2.
slordig, onverzorgd, losjes
(of clothes or appearance) casual and untidy.
:
•
He prefers to wear sloppy clothes around the house.
Hij draagt het liefst slordige kleding in huis.
•
Her hair was in a sloppy bun.
Haar haar zat in een slordige knot.
3.
sentimenteel, overdreven emotioneel, zoetsappig
excessively sentimental.
:
•
The movie had a rather sloppy ending, full of clichés.
De film had een nogal sentimenteel einde, vol clichés.
•
His apology sounded sloppy and insincere.
Zijn excuses klonken sentimenteel en onoprecht.