slicker
US /ˈslɪk.ɚ/
UK /ˈslɪk.ɚ/
1.
gluiperd, slimmerd, doortrapper
a person who is smooth, persuasive, and often deceptive or untrustworthy
:
•
He's a real slicker, always trying to get something for nothing.
Hij is een echte gluiperd, altijd proberend iets voor niets te krijgen.
•
Don't trust that car salesman; he's a known slicker.
Vertrouw die autoverkoper niet; hij is een bekende gluiperd.
2.
regenjas, oliejas
a loose-fitting waterproof coat, typically made of oilskin or similar material, worn especially by sailors or fishermen
:
•
He put on his yellow slicker before heading out into the storm.
Hij trok zijn gele regenjas aan voordat hij de storm in ging.
•
The fishermen wore heavy slickers to protect themselves from the sea spray.
De vissers droegen zware regenjassen om zich te beschermen tegen het zeewater.