shaver

US /ˈʃeɪ.vɚ/
UK /ˈʃeɪ.vɚ/
"shaver" picture
1.

scheerapparaat

an electric razor

:
He used an electric shaver for a quick and clean shave.
Hij gebruikte een elektrisch scheerapparaat voor een snelle en gladde scheerbeurt.
My old shaver needs to be replaced.
Mijn oude scheerapparaat moet worden vervangen.
2.

scheerder, persoon die scheert

a person who shaves

:
He's a daily shaver, always preferring a clean-shaven look.
Hij is een dagelijkse scheerder, altijd de voorkeur gevend aan een gladgeschoren look.
The barber is a skilled shaver.
De kapper is een bekwame scheerder.